Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen stond de koning op, en [46]scheurde zijn klederen, en [47]legde zich neder ter aarde; desgelijks [48]stonden al zijn knechten met gescheurde klederen. 46. Gelijk boven, vs.19. 47. Gelijk boven, hfdst.12 vs.16. 48. Of, al zijn knechten, die er stonden, hadden gescheurde klederen, of, scheurden al zijn knechten, die daar stonden, de klederen. Hebreeuws, waren gescheurd, of, gescheurden van klederen.